Gildepenning van de Maastrichtse brouwers

Memoires Pierre Marres

Gildepenning van Servatius Marres, 1771

Enige gegevens over de geschiedenis der
Bierbrouwerij Firma Marres-Ceulen
Capucijnenstraat 77 Maastricht

Volgens het hiervoor ingeplakte uitknipsel (is niet meer aanwezig, B.M.) werd de toestemming verleend om een brouwerij op te richten op 12 mei 1859 op de Grote Gracht (nu no. 60 en 60a).

Naar ik van vader altijd gehoord heb kocht mijn grootvader samen met het geld van zijn a.s. vrouw mejuffrouw Ceulen ('n dochter van de burgemeester van St. Pieter tevens landbouwer) het bovengenoemd pand met de tuin die grenst aan de Capucijnenstraat. In die tuin werd de brouwerij gebouwd en in 't pand (waar nu twee winkels zijn) ging het echtpaar wonen.

Ik wist wel dat de brouwerij was opgericht in 1859 maar wanneer precies 't eerste bier gebrouwen is kon ik niet achterhalen.

Hoe de zaken gegaan zijn is mij onbekend maar 't moet toch 'n goed renderend bedrijf geweest zijn want toen mijn grootvader stierf hebben mijn twee ongetrouwde tantes van de rente van hun erfenis kunnen leven.

In 1898 nam mijn vader, Edmundus Wilhelmus Franciscus Marres de brouwerij over van zijn vader. Mijn vader had geen brouwerij-opleiding gehad. Hij zat in Rolduc op kostschool toen zijn broer, die eigenlijk in de brouwerij moest komen kwam te overlijden. Hij is toen (ik meen dat hij op de 2e of 3e gymnasium zat) onder leiding van z'n vader in de brouwerij practisch werkzaam geweest totdat hij in 1898 de brouwerij voor eigen rekening overnam.

In die tijd bestonden er eigenlijk geen gebonden klanten. M'n vader heeft goed de toekomst ingezien en heeft geleidelijk aan (oorspronkelijk met veel hypotheken) meerdere panden gekocht en als café's ingericht, zodat hij meerdere gebonden cafés had. Ook had hij verschillende cafépanden van eigenaars gehuurd en doorverhuurd aan kasteleins die dus uitsluitend zijn bier mochten verkopen.

M'n vader zei altijd dat er geen toekomst zat in de brouwerij en wilde daarom geen zoon in de brouwerij hebben. In de jaren 1938/39 begon hij er echter over te spreken dat het eigenlijk wel een goed zaakje was en dat't zonde was zo'n bedrijf van de hand te doen.

Ik was de enige die daarvoor in aanmerking kwam omdat m'n oudste broer Henri neus- keel- en oorarts was in Venlo en mijn jongere broer Maurice candidaat-notaris.

In 1940 brak de oorlog uit en is er verder niet meer over deze aangelegenheid gesproken temeer daar hij vreesde dat de brouwerijen gesloten zouden worden. Dit is niet gebeurd doordat het Centraal Brouwerij Kantoor werd opgericht waarin alle brouwerijen 'n gezamelijke organisatie hadden. Het principe waarop deze organisatie van het Centraal Brouwerij Kantoor was gebouwd luidde: alle brouwerijen moeten blijven bestaan en als basis van de omzet van 1939 zouden de grondstoffen en toestemming van bierleveringen gelden, zolang de oorlog duurde. Dit instituut heeft prachtig gewerkt gedurende de hele oorlog.

Op 9 oktober 1942 kwam m'n vader, die reeds lang 'n hartziekte had, te overlijden na een kortstondig ziekbed. Er was geen opvolger en de zaak verkopen daar voelde m'n moeder en mijn broers en zusters niets voor temeer omdat men helemaal niet wist hoe 't met de gulden zou gaan.

Ik zelf was toen directeur van de Nederlandsche Landbouwbank bijkantoor Haarlem (thans Nederlandsche Credietbank). Ik verdiende fl.350.- per maand en had 't laatste jaar 'n tantième van fl.1000,-. M'n hele inkomen was dus totaal 5200,- gulden. Ik had zeven kinderen en kon er dus (als ik niet wat bijverdiende door effecten 'zwart' te verhandelen) niet van rondkomen.

Ik ben dus toen in de functie van directeur in de brouwerij gekomen. Veel wist ik er niet vanaf. Het principe van 't brouwen en de verhouding tegenover de klanten (drankwet etc. etc.) wat ik daarvan wist was wat ik in al die jaren thuis van gesprekken had opgevangen. De 'spheer' kende ik wel. Ik had echter geen enkele technische ervaring opgedaan, wist van scheikunde alleen wat ik op de HBS had gehad. Alleen economisch was ik wel geschoold omdat ik het Diploma Handelseconomie (later werd dit candidaats-examen economie) van de Handelshogeschool te Rotterdam had gehaald.

Omgang en leiding geven aan arbeiders had ik nooit gedaan. Dit heeft zich later erg gewroken en is voor mij een grote handicap geweest daar ik teveel vertrouwde en niet genoeg door had dat ze niet op eigen benen kunnen staan. Kortom ik heb toen wat boeken aangeschaft wat lessen genomen van Ir F. Kurris om te begrijpen wat er al zo te koop was in de brouwerij

Toen ik in de brouwerij kwam had ik in totaal 32 kasteleins als klant. Hierbij waren er 'n stel vrije klanten bij. Zolang de oorlog duurde hadden we klantenbinding zodat ik niet hoefde bang te zijn dat ze weg zouden lopen en bovendien waren de klanten gerantsoeneerd en kregen toewijzingen op basis van hun omzet 1939.

Toen de oorlog afgelopen was veranderde de toestand geleidelijk, verloor ik wat vrije klanten en bovendien moest ik meerdere café's sluiten in mei 1950 omdat toen de z.g. commanditaire verloven vervielen en van twee van deze verloven één verlof op naam van de kastelein gemaakt moest worden. Gevolg hiervan was dat ik minder verkooppunten had en dus alles moest concentreren om in de café's die ik nog had meer bier te verkopen

Hieronder laat ik volgen de omzetten (verkoop) van de brouwerij voor zover ik die heb kunnen nagaan:

1922.3.113
1923.3.238
1924.2.986
1925.3.211
1926.3.098
1927.3.630
1928.3.869
1929.?
1930.4.099
1931.3.667
1932.3.531
1933.3.5.5
1934.3.351
1935.2.771
1936.2.348
1937.2.398
1938.2.416
1939.2.548
1940.3.352
1941.3.982
1942.3.442
1943. 3.054   In december niets mogen afleveren
1944.3.347
1945. 2.116   Sterke rantsoenering en tijdelijk moeten sluiten
1946.3.157
1947.2.418
1948.2.617
1949.2.027
1950.2.323
OudPilsTotaal
1951.97012992270
1952.89712482154
1953.87111632035
1954.78811121900
1955.79011941945
1956.70812371945
1957.62613661876
1958.52113541876
1959.38910221410

Hierbij rekening te houden dat ik 't laatste Pils verkocht op 18 sept 1959
en 't laatste Dobbel Aaijt 30 sept. 59

Hieruit blijkt duidelijk dat de verkoop van 't bier langzaam maar zeker achteruitging.

In 1955 kreeg ik een aanbod om bovengistend bier te brouwen z.g. Maastrichts oud Bier voor de Sint Servatiusbrouwerij te Maastricht, 'n dochterinstelling van Heineken's Bierbrouwerij. Ik nam dit aanbod aan op de volgende voorwaarden: Servatius Bierbrouwerij levert alle grondstoffen, ik zal niets investeren in de brouwerij om de meerdere productie mogelijk te maken, de nodige tanks, filters, afvulbak zouden mij ineens gegeven worden. Aan brouwersloon kreeg ik fl. 500,- per brouwsel van 46 hl. Ik nam dit aanbod aan (de condities heb ik zelf opgesteld) om zodoende de vaste lasten te drukken. De houten gistkuipen heb ik toen moeten slopen en twee aluminium gistkuipen zijn toen door Servatius aangelegd. Ikzelf betaalde er één van maar ze zouden beiden mijn eigendom blijven. Deze gistkuipen kosten f. 5000,- per stuk. Dit heeft mij geholpen nog enige jaren staande te blijven. Ik brouwde voor Servatius in:

Jaar

Brouwsels

Brouwloon

hectoliter

1955.

23

11.5000

1058

1956.

24

12.000

1104

1957.

20

10.000

920

1958.

16

8000

736

1959.

12

6000

552

Dit bier was bovengistend donker bier, maard donkerbier werd steeds minder verkocht (zie eigen verkoop dobbel aaijt) en ook deze bron van inkomsten werd dus geleidelijk aan minder.

Ik heb meerdere keren wat extra's gebrouwen, zo brouwde ik in 1953 en 1954 z.g. Hopbier. Dit was bovengistend bier van 11 - 12 Balling waarbij ik ruwe hop bij het nagisten gedaan had. Hetzelfde heb ik in 1957 gedaan en noemde het Blond Bier. Deze twee bieren vielen echt in de smaak, maar dit bier was niet houdbaar en moest binnen veertien dagen verkocht zijn zodat het commercieel (ik moest nogal wat bier terugnemen omdat het troebel geworden was) niet loonde.

Ook heb ik nog proeven genomen met flessenbier maar dit bier was al na veertien dagen bedorven.

Ik bleef dus aangewezen op fustenbier (Pils en Dobbel aajt)

Pils is ondergistend bier licht gekleurd: normaal brouwsel hiervan was 680 kg mout en 9 kg Hop.

Ik pompte 47 hl wort op stookte op tot onder de 43 hl en betaalde dan accijns over 41 hl. De ambtenaar constateerde dan 41 hl à 4.2 is 172.2 hl. graden. Ik had dan aangegeven 171 hl graden en betaalde dan 171 x fl 3.07 = 524,97 accijns. Mout kostte in 1958 fl. 52.40 p. 100 kg. Hop koste 14 gulden per Kg all in Ik haalde uit zo'n brouwsel dan dan 38 à 39 hl.

De verkoopprijs was fl. 81.50 per hl. De brutowinst was dus zeer gunstig.

De gist betrok ik van de Oranjeboom brouwerij Rotterdam.

Dobbelaajt is bovengistend donker bier dat ik kleurde met caramel en ook wat caramel mout gebruikte.

Hiervoor gebruikte ik 680 kg mout, 50 kg dextrol en 9 kg Hop en 14 liter caramelkleur. Hiervoor betaalde ik 589.44 accijns hieruit haalde ik 46 hl. Ook dit werd verkocht als 'Zwaar bier' ( 11-12 Balling) en kreeg hiervoor ook 81.50 p. hl. Dit bier was meer winstgevend omdat ik de lagering in niet gekoelde tanks plaats had en dus geen electrische stroom werd gebruikt voor de lagering

Als iemand zich zou amuseren om uit te rekenen hoeveel ik per brouwsel verdiende zou hij tot de conclusie komen dat deze winst (hij bedoelt eigenlijk deze omzet, B.M.) bijzonder groot is, maar hij moet arbeidsloon (4 arbeiders) kolen en electrische stroom niet vergeten. Maar .... de grote kosten zijn de kasteleins. Deze eisen van de bierbrouwer Meubilair, koelinstallatie, onderhoud leidingen, onderhoud Café (verven en behangen) en dat allemaal voor niets.

De laatste jaren heb ik dan ook alles erop gezet om de café's zo goed mogelijk te onderhouden en dit kostte zoveel dat ik niet veel overhad om in de brouwerij te investeren. Dit is achteraf bekeken mijn geluk geweest want met 17 café's had ik een omzet in 1958 van ruim 1800 hl. per jaar, dit is meer dan gemiddeld 100 hl per café.

Hier volgen enkele gegevens over 'tgeen in de brouwerij gebeurd is:

December 1947

Tot heden werd geen Pils gebrouwd. M'n vader beweerde altijd dat dit niet mogelijk was, er werd alleen z.g. licht lager (ondergistend bier van 9 Balling) gebrouwen. Ik heb dit toen in december 1947 geprobeerd en al was het niet echt fijn 't lukte toch en heb vanaf 1947 ook uitsluitend (althans wat ondergistend bier betreft) Pils gebrouwen. Prijs van het pils was toen fl. 58.40 p. hl.

5 maart 1948

Tweedehands eikenhouten kuip gekocht bij Peulen in Neer. Kostprijs, geplaatst en al, fl. 675,-. Inhoud 45 hl., hoog 1.52 m., bodem breed 2.20 m.

2 maart 1951

Zwaar bier (Pils en Dobbelaajt) de prijs hiervan wordt verhoogd van 59 gld tot 70 fl per hl.

16 juli 1951

Ingaande heden wordt de accijns verlaagd tot drie 'trappetjes' n.l. voor de eerste hl. gr 3.07 daarna 3.45 dan 3.70 p. hl. Ik brouwde zo weinig dat ik altijd maar 3.07 per hl. graad betaalde.

19 dec. 1952

Voor het eerst eigen bierglazen in circulatie gebracht met opschrift 'Marres Bieren' met Tekening Wapen Maastricht en daaronder Pils - Dobbel aajt. Eerste zending 1534 glazen, zonder gouden rand prijs 44.63 per 100 stuks. Later kocht ik ze met gouden rand en kwam er nog 'Mestreech' onder te staan. Deze glazen verkocht ik aan de kasteleins voor 30 ct per stuk.

mei 1953

Nieuwe lier geplaatst om fusten op trekken 'n z.g. Dennoglier, kostprijs fl. 1200,-.

29 okt. 1953

Kieselguhr Filter geplaatst, 2e hands gekocht voor fl 3.450,- De eerste lichtkappen laten plaatsen op Grote Gracht 5 en Papenweg34.

5 aug. 1955

Nieuw pompje geplaatst in Brouwerij kostprijs 366,-

nov. 1955

Tweedehands koelmachine en Pekmachine overgenomen van Servatius brouwerij kostprijs fl. 2000,-, bijkomende kosten van plaatsing en aanleg fl. 1600,-

jan. 1956

Nieuwe koperen bodem in brandketel laten maken, kostprijs fl. 2034,- Volkswagen Combi aangeschaft fl. 5950.-.

29 april 1957

Bierprijs met toestemming van de regering verhoogd voor Pils en Dobbelaajt van 70.75 tot 81.50 per hl.

eind 1958

Nieuwe gistank voor Pils aangeschaft, ijzer met plastic bekleding. Kostprijs 3065,- + Plaatsen 640,-.

april 1959

Begonnen met verkoop van Limonade bij m'n verplichte kasteleins. Ik had het agentschap van Snieders in Dommelen (Dommelse Bierbrouwerij) genomen.

Dit zijn enige feiten die ik in het kort wilde weergeven waaruit blijkt dat ik tot hrt laatst geprobeerd heb m'n hoofd boven water te houden en waaruit blijkt dat ik in april 1958 nog geen idee had om m'n bedrijf over te doen.

----------------

Hieronder volgt Verkoop die ik had bij in de diverse café's gedurende het jaar 1958:

Adres

Kastelein

hl.

eigenaar

Mergelweg 332

v/d Boorn St Pieter

52,7

Erven Marres

Observantenweg 2

Vangenengsten

100,1

vrije klant, nam in 1959 alleen Dobbelaajt

Boschstraat 67

Leenders

38,6

Erven Marres

Grote Stokstraat 5

Voorts

180,5

Erven Marres

Diversen

(feestjes, bals etc.)

21,2

Capucijnenstraat 77

Bierhal

153,3

Erven Marres

Kesselskade 60

v/d Akker

15,6

Vrije klant, nam in 1959 niets meer af.

Grote Looierstraat 7

Bastiaans

14,9

Klant van Leenders, nam alleen Dobbelaajt

Boschstraat

Hardy

7,5

mr. T. Marres, verkocht aan Sfinx in 1958

Vrijthof 10

Old Dutch

6,3

Vrije klant alleen Dobbel Aajt

Tongersestraat 54

Betz

67,3

Gehuurd van Ir Loomans

Wijcker Grachtstraat 29

Berk

28,3

Gehuuurd van Schenk, tot mei 1959

idem

Umans

67,8

Gehuuurd van Schenk, vanaf mei

Vrijthof 15

v/d Maagdenburg

165,3

Erven Marres

Grote Gracht 5

Pasmans

67,-

Erven Marres, tot juni 1959

idem

Seegers

100,1

Erven Marres, na juni 1959

Boschstraat 21

Blaazer

72,7

Erven Marres

Maastr. Grachtstraat

Coenen

152,2

Erven Marres

Koestraat 5

Sullot

141,9

mr. T. Marres

Grote Gracht 5

Knipschild

118,1

Erven Marres

Capucijnenstraat 100

Broun

106,8

Erven Marres

Papenweg 34

Claessens

27,8

Erven Marres

Maastr. Grachtstraat 37

Jami

125,4

Erven Marres

Bassin 8

van Alteren

24,4

Erven Marres, tot 19 dec. 1958

idem

Sullot

47,-

Erven Marres, na 19 dec. 1958

Hieruit blijkt dat 10 kasteleins in 1959 meer dan 100 hl hebben omgezet.
Toen ik mijn bedrijf aan Brand overdeed kwamen de volgende panden voor hem in aanmerking:

Verplichte Klanten eigendom van Erven Marres:

Adres

Huur per jaar in gld.

1.

Boschstraat 21

645,-

2.

Boschstraat 67

927,24

3.

Grote Gracht 5

844,80

4.

Mergelweg 332

430,44

5.

Capucijnenstraat 100

828,-

6.

Grote Gracht 62

600,-

7.

Papenweg 34

430,44

8.

Vrijthof 15

963,24

9.

Bassin 8

412,08

10.

Grote Stokstraat 5

621,-

11.

Maastr. Grachtstraat 41

666,60

12.

Maastr. Grachtstraat 37

796,80

Verplichte Klant eigendom P. Marres

13.

Capucijnenstraat 77

Bierhal in de Brouwerij

Andere verplichte Afnemers:

14.

Koestraat 5

eigendom mr. F. Marres, die fl.5,= per hl. bier kreeg

15.

Wijker Grachtstraat 29

Gehuurd van Schenk doorverhuurd aan kastelein.

16.

Tongersestraat 54

Gehuurd van ir. Loomans doorverhuurd aan kastelein

Vrije Klant

17.

Observantenweg 2

Deze was in zoverre vrij dat hij van mij 'n buffet en de h elft van de buitenstoelen van mij voor niets in bruikleen had.

----------

De omzet van al de bovengemelde café's was met inbegrip van diverse toevallige leveringen voor bals en andere gelegenheden ruim 1820 hl. Op het moment van 1 oct. 1959 dat Brand's Bierbrouwerij mijn bedrijf overnam was het cafépand Tongersestraat 54 leeg. Kesselskade 60 en Boschstraat (Hardy) namen geen bier meer van mij af, Vrijthof 10 nam alleen Dobbel Aaijt af maar was een verplicht café van de ZHB die mij tijdelijk toestemming gaf Dobbelaaijt te leveren.

------------

De Toestand in de brouwerij wereld was medio 1959 als volgt.

Hierna volgt een bespiegeling van de toenmalige situatie voor de brouwers. Hij bespreekt de nieuwe Vestigingswet voor Horeca bedrijven. Kasteleins dienen voortaan een vakbekwaamheidsdiploma te hebben. De café's van Pierre Marres zijn voor een groot deel volkscafé's waarvan de kasteleins het bedrijf vaak als bijverdienste drijven. Hij voorziet dat toekomstige kasteleins die het beroep voltijds gaan uitoefenen en hogere eisen zullen stellen aan de inrichting en wellicht ook gaan kiezen voor grotere biermerken of zelfs buitenlandse bieren. Ook in de eigen café's ziet hij concurrentie komen met grotere en mogelijk zelfs buitenlandse biermerken. Hij ziet dat zijn bier wel goed is maar niet zo'n sterke roep heeft dat zijn kasteleins alleen zijn bier willen blijven verkopen. Hij merkt op dat enige buitenlandse brouwerijen in Maastricht al eigen café's hebben geopend met prachtige uitrustingen. De nieuwe drankwet gaan de volledige vergunningen van de brouwer over naar de kasteleins. Deze worden dan vrijer in hun aankoopbeleid, mede gezien de euromarkt waarin een kastelein niet meer kan bestaan wanneer hij niet meerdere biersoorten verkoopt.

Al deze overwegingen hebben me doen besluiten mijn bedrijf over te doen aan Brand's Bierbrouwerij'De Kroon' in Wylre. Hoewel 't besluit om m'n brouwerij over te doen echt 'pijn gedaan' heeft meen ik gezien de toekomst van de kleine brouwerijen (zoals ik die zie) verstandig gedaan te hebben.

------------

Nota Bene:

Deze tekst is overgenomen van de geschreven tekst in een notitieboek. Op het etiket is gestempeld: Bierbouwerij Marres-Ceulen Maastricht, en daaronder staat de geschreven handtekening: P. Marres.
Dit boek is in bezit van Herman Marres te Dordrecht.

Meerdere aantekeningen van zijn achterneef Eugène Marres, die tot 1946 op het Onze Lieve Vrouweplein brouwde zijn aanwezig. Het zijn meest met de hand, vaak met potlood, geschreven beschrijvingen van brouwprocessen. Het betreft een aantal notieboeken met zachte en harde kaft. Ze staan op een eigen pagina.

*

Het is de bedoeling dat dit materiaal dient als studiemateriaal voor de algemene brouwgeschiedenis.
Hier mag niet letterlijk uit worden geciteerd.

.

Home

Contact