Memoires Pierre Marres |
||
Enige gegevens over de geschiedenis der
|
1922. | 3.113 | ||
1923. | 3.238 | ||
1924. | 2.986 | ||
1925. | 3.211 | ||
1926. | 3.098 | ||
1927. | 3.630 | ||
1928. | 3.869 | ||
1929. | ? | ||
1930. | 4.099 | ||
1931. | 3.667 | ||
1932. | 3.531 | ||
1933. | 3.5.5 | ||
1934. | 3.351 | ||
1935. | 2.771 | ||
1936. | 2.348 | ||
1937. | 2.398 | ||
1938. | 2.416 | ||
1939. | 2.548 | ||
1940. | 3.352 | ||
1941. | 3.982 | ||
1942. | 3.442 | ||
1943. | 3.054 In december niets mogen afleveren | ||
1944. | 3.347 | ||
1945. | 2.116 Sterke rantsoenering en tijdelijk moeten sluiten | ||
1946. | 3.157 | ||
1947. | 2.418 | ||
1948. | 2.617 | ||
1949. | 2.027 | ||
1950. | 2.323 | ||
Oud | Pils | Totaal | |
1951. | 970 | 1299 | 2270 |
1952. | 897 | 1248 | 2154 |
1953. | 871 | 1163 | 2035 |
1954. | 788 | 1112 | 1900 |
1955. | 790 | 1194 | 1945 |
1956. | 708 | 1237 | 1945 |
1957. | 626 | 1366 | 1876 |
1958. | 521 | 1354 | 1876 |
1959. | 389 | 1022 | 1410 |
Hierbij rekening te houden dat ik 't laatste Pils verkocht op 18 sept 1959
Hieruit blijkt duidelijk dat de verkoop van 't bier langzaam maar zeker achteruitging. In 1955 kreeg ik een aanbod om bovengistend bier te brouwen z.g. Maastrichts oud Bier voor de Sint Servatiusbrouwerij te Maastricht, 'n dochterinstelling van Heineken's Bierbrouwerij. Ik nam dit aanbod aan op de volgende voorwaarden: Servatius Bierbrouwerij levert alle grondstoffen, ik zal niets investeren in de brouwerij om de meerdere productie mogelijk te maken, de nodige tanks, filters, afvulbak zouden mij ineens gegeven worden. Aan brouwersloon kreeg ik fl. 500,- per brouwsel van 46 hl. Ik nam dit aanbod aan (de condities heb ik zelf opgesteld) om zodoende de vaste lasten te drukken. De houten gistkuipen heb ik toen moeten slopen en twee aluminium gistkuipen zijn toen door Servatius aangelegd. Ikzelf betaalde er één van maar ze zouden beiden mijn eigendom blijven. Deze gistkuipen kosten f. 5000,- per stuk. Dit heeft mij geholpen nog enige jaren staande te blijven. Ik brouwde voor Servatius in:
Dit bier was bovengistend donker bier, maard donkerbier werd steeds minder verkocht (zie eigen verkoop dobbel aaijt) en ook deze bron van inkomsten werd dus geleidelijk aan minder. Ik heb meerdere keren wat extra's gebrouwen, zo brouwde ik in 1953 en 1954 z.g. Hopbier. Dit was bovengistend bier van 11 - 12 Balling waarbij ik ruwe hop bij het nagisten gedaan had. Hetzelfde heb ik in 1957 gedaan en noemde het Blond Bier. Deze twee bieren vielen echt in de smaak, maar dit bier was niet houdbaar en moest binnen veertien dagen verkocht zijn zodat het commercieel (ik moest nogal wat bier terugnemen omdat het troebel geworden was) niet loonde. Ook heb ik nog proeven genomen met flessenbier maar dit bier was al na veertien dagen bedorven. Ik bleef dus aangewezen op fustenbier (Pils en Dobbel aajt) Pils is ondergistend bier licht gekleurd: normaal brouwsel hiervan was 680 kg mout en 9 kg Hop. Ik pompte 47 hl wort op stookte op tot onder de 43 hl en betaalde dan accijns over 41 hl. De ambtenaar constateerde dan 41 hl à 4.2 is 172.2 hl. graden. Ik had dan aangegeven 171 hl graden en betaalde dan 171 x fl 3.07 = 524,97 accijns. Mout kostte in 1958 fl. 52.40 p. 100 kg. Hop koste 14 gulden per Kg all in Ik haalde uit zo'n brouwsel dan dan 38 à 39 hl. De verkoopprijs was fl. 81.50 per hl. De brutowinst was dus zeer gunstig. De gist betrok ik van de Oranjeboom brouwerij Rotterdam. Dobbelaajt is bovengistend donker bier dat ik kleurde met caramel en ook wat caramel mout gebruikte. Hiervoor gebruikte ik 680 kg mout, 50 kg dextrol en 9 kg Hop en 14 liter caramelkleur. Hiervoor betaalde ik 589.44 accijns hieruit haalde ik 46 hl. Ook dit werd verkocht als 'Zwaar bier' ( 11-12 Balling) en kreeg hiervoor ook 81.50 p. hl. Dit bier was meer winstgevend omdat ik de lagering in niet gekoelde tanks plaats had en dus geen electrische stroom werd gebruikt voor de lagering Als iemand zich zou amuseren om uit te rekenen hoeveel ik per brouwsel verdiende zou hij tot de conclusie komen dat deze winst (hij bedoelt eigenlijk deze omzet, B.M.) bijzonder groot is, maar hij moet arbeidsloon (4 arbeiders) kolen en electrische stroom niet vergeten. Maar .... de grote kosten zijn de kasteleins. Deze eisen van de bierbrouwer Meubilair, koelinstallatie, onderhoud leidingen, onderhoud Café (verven en behangen) en dat allemaal voor niets. De laatste jaren heb ik dan ook alles erop gezet om de café's zo goed mogelijk te onderhouden en dit kostte zoveel dat ik niet veel overhad om in de brouwerij te investeren. Dit is achteraf bekeken mijn geluk geweest want met 17 café's had ik een omzet in 1958 van ruim 1800 hl. per jaar, dit is meer dan gemiddeld 100 hl per café. Hier volgen enkele gegevens over 'tgeen in de brouwerij gebeurd is:
Dit zijn enige feiten die ik in het kort wilde weergeven waaruit blijkt dat ik tot hrt laatst geprobeerd heb m'n hoofd boven water te houden en waaruit blijkt dat ik in april 1958 nog geen idee had om m'n bedrijf over te doen. ---------------- Hieronder volgt Verkoop die ik had bij in de diverse café's gedurende het jaar 1958:
Hieruit blijkt dat 10 kasteleins in 1959 meer dan 100 hl hebben omgezet.
Verplichte Klanten eigendom van Erven Marres:
---------- De omzet van al de bovengemelde café's was met inbegrip van diverse toevallige leveringen voor bals en andere gelegenheden ruim 1820 hl. Op het moment van 1 oct. 1959 dat Brand's Bierbrouwerij mijn bedrijf overnam was het cafépand Tongersestraat 54 leeg. Kesselskade 60 en Boschstraat (Hardy) namen geen bier meer van mij af, Vrijthof 10 nam alleen Dobbel Aaijt af maar was een verplicht café van de ZHB die mij tijdelijk toestemming gaf Dobbelaaijt te leveren. ------------ De Toestand in de brouwerij wereld was medio 1959 als volgt. Hierna volgt een bespiegeling van de toenmalige situatie voor de brouwers. Hij bespreekt de nieuwe Vestigingswet voor Horeca bedrijven. Kasteleins dienen voortaan een vakbekwaamheidsdiploma te hebben. De café's van Pierre Marres zijn voor een groot deel volkscafé's waarvan de kasteleins het bedrijf vaak als bijverdienste drijven. Hij voorziet dat toekomstige kasteleins die het beroep voltijds gaan uitoefenen en hogere eisen zullen stellen aan de inrichting en wellicht ook gaan kiezen voor grotere biermerken of zelfs buitenlandse bieren. Ook in de eigen café's ziet hij concurrentie komen met grotere en mogelijk zelfs buitenlandse biermerken. Hij ziet dat zijn bier wel goed is maar niet zo'n sterke roep heeft dat zijn kasteleins alleen zijn bier willen blijven verkopen. Hij merkt op dat enige buitenlandse brouwerijen in Maastricht al eigen café's hebben geopend met prachtige uitrustingen. De nieuwe drankwet gaan de volledige vergunningen van de brouwer over naar de kasteleins. Deze worden dan vrijer in hun aankoopbeleid, mede gezien de euromarkt waarin een kastelein niet meer kan bestaan wanneer hij niet meerdere biersoorten verkoopt. Al deze overwegingen hebben me doen besluiten mijn bedrijf over te doen aan Brand's Bierbrouwerij'De Kroon' in Wylre. Hoewel 't besluit om m'n brouwerij over te doen echt 'pijn gedaan' heeft meen ik gezien de toekomst van de kleine brouwerijen (zoals ik die zie) verstandig gedaan te hebben. ------------ Nota Bene: Deze tekst is overgenomen van de geschreven tekst in een notitieboek. Op het etiket is gestempeld: Bierbouwerij Marres-Ceulen Maastricht, en daaronder staat de geschreven handtekening: P. Marres.
Meerdere aantekeningen van zijn achterneef Eugène Marres, die tot 1946 op het Onze Lieve Vrouweplein brouwde zijn aanwezig. Het zijn meest met de hand, vaak met potlood, geschreven beschrijvingen van brouwprocessen. Het betreft een aantal notieboeken met zachte en harde kaft. Ze staan op een eigen pagina. * Het is de bedoeling dat dit materiaal dient als studiemateriaal voor de algemene brouwgeschiedenis.
|
|
|